Selecteer een pagina

De Buiksloterham
De geschiedenis van Disteldorp kun je op meer manieren vertellen. Hier kiezen we de geschiedenis van de plek waar Disteldorp is gebouwd. Tot 1851 stroomde daar het zeewater van het IJ, een uitloper van de Zuiderzee die Noord-Holland bijna in twee stukken sneed. Links van landtong de Volewijck, met aan de andere kant was een inham: de Buiksloterham. Amsterdam gebruikte dat water als modderdepot, want er moest in het IJ veel gebaggerd worden om de vaargeul voor de grote driemasters op diepte te houden.

De Volewijck
Hoewel het water en de landtong Volewijck aan Buiksloot grensden, waren ze in het bezit van Amsterdam. op de hoek die het dichtst bij Amsterdam lag, was de galgeput waar de stad terechtgestelde misdadigers ophing, ter afschrikking van wie daar. Verder was het een weidegebied met rietland langs de oevers.

Veerverbinding met Waterland
Wie van Amsterdam naar Waterland wilde, moest net als nu het IJ oversteken. De veerdienst werd onderhouden met zeilschepen die in weer en wind moesten proberen door alle waterverkeer heen zo snel mogelijk aan de overkant te komen. Maar door stroming, hoge golven en omgunstige wind, kon zo’n tochtje langdurig en weinig comfortabel zijn. De schepen vertrokken in Amsterdam aan de kop van het Singel en legden uiteindelijk aan in de oude veerhaven van Buiksloot, die een flink stuk ten Westen van de Buiksloterkerk lag. De passagiers staken lopend de dijk over en konden dan met platte terkschuiten Waterland in.

De Buikslotertrekvaart
In 1661werd er een kanaal geopend dat van de zuidpunt van de Volewijck tot aan Buiksloot liep. Het werd door een flinke leger grondwerkers met de hand gegraven. Het was een trekvaart met langs de linkeroever een jaagpad. De veerschuiten vertrokken bij de Nieuwe Stadsherberg die voor de stad ij het IJ lag en staken dan over naar de punt waar ook nu nog het Tolhuis staat. Vandaar werd de zeilschuit met gestreken zeilen naar Buiksloot getrokken. Een paard met een jongen die ervoor zorgde dat hij flink doorliep, trok de schuit aan een jaaglijn die aan de mast was bevestigd. In Buiksloot meerde het veer aan, stapten de passagiers uit en aan de andere kant van de dijk lagen ook daar platte trekschuiten klaar voor de tocht naar Waterlandse steden zoals Purmerend, Monnickendam en Edam. Op een oude prent van het Tolhuis is daar rechtsachter de trekvaart te zien met een trekschuit.

Tolhuis en Nieuwe Stadsherberg
Oorspronkelijk waren steden omringd met een stenen muur en werden de stadspoorten ’s nachts afgesloten. Dat was in Amsterdam ook zo, maar ook de brede waterkant aan het IJ moest ’s nachts afgesloten worden. Daarom stonden er rijen dikke palen in het IJ met hier en daar een opening. Daar werd ’s nachts een met ijzer versterkte drijvende boomstam in gelegd die met kettingen en sloten werd vastgemaakt. Aan de buitenzijde van die ‘watermuur’ stond de Nieuwe Stadsherberg. Wie te laat aankwam, kon daar dan overnachten. Aan de andere kant van het water kreeg het Tolhuis ook die functie. Je kon er eten en drinken, overnachten en – als je daar het geld voor had – ook een klein rijtuig met paard huren, al dan niet met een koetsier. De Volewijck was in die tijd onbewoond, maar bij het Tolhuis woonden de herbergier en zijn gezin en bedienden en ook de knechts die de karren, koetsen en paarden verzorgden. De commissaris van het veer had zijn kantoortje in herberg ‘De Verguden Wagen’ in Buiksloot.

Het Noordhollands kanaal en de Willem I-sluis
In 1824 werden na jaren weken door drommen grondwerkers, timmerlieden en metselaars het Noorzeekanaal en de Willem I-sluis geopend. Daardoor heofden zeeschepen niet meer de lastige route over de Zuiderzee te nemen om in Amsterdam te komen. Door de Volewijck werd dezelfde route gevolg, het kanaal werd daar verdiept en verbreed. Bij Buiksloot werd een brede zwaaikom gegraven om de schepen in staat te stellen de waterkering te passeren. Die was ontstaan door op die plaats de Waterlandse zeedijk door te breken. Daarvoor moesten acht huizen worden gesloopt. Grote scehepen werden door een span van 8 tot wel 16 paarden getrokken, die onderweg op vaste posten ververst werden. Ze konden het traject tussen Amsterdam en Den Helder in ongeveer een etmaal afleggen. Gemiddeld heel veel sneller dan de route over zee.
De Willem I-suis was in 1824 de grootste zeesluis ter wereld. Bij de sluizen kwamen woningen voor de sluiswachter en de sluiswerkers en voor het binnenveer werd een binnenhaven gegraven. Daar kwamen langs de Buiksloterweg wat woningen, winkels en herbergen. In 1864 werd naast de Willem I-sluis de grotere Willem III-sluis geopend en moest de Willem I-sluis vergroot werden: de grote sluiskolk werd daar 10 meter langer, de kleine meer dan 30 meter. Dus de kleine sluis die je nu nog ziet was oorspronkelijk nog kleiner en smaller.

De Buiksloterham wordt ingepolderd
In 1848 waren er overal in Europa opstanden en de Amsterdamse burgers en het stadsbestuur waren bang dat ook hier een revolutie zou uitbreken. Rijke burgers brachten snel geld bijeen om het werkloze gepeupel snel aan het werk te kunnen zetten. Die moesten de Buiksloterham afdammen om hem vervolgens leeg te kunnen malen. Maar toen het geld op was, het werk nog niet klaar en er geen opstand had plaatsgevonden, werd het werk gestaakt. Het stadsbestuur verkocht de grond van de Buiksloterham  aan Franciscus Wessellus Josephus Beukman (1783-1867) die een stoomgemaal liet plaatsen en de polder in 1851 drooglegde. Hij verkocht de helft van de grond aan de Texelse grootgrondbezitter Keijzer die de grond net als hij verpachtte aan boeren. Het bleek een rijk landbouwgebied dat goede oogsten gaf en waar op voor de tijd grote kavels modern gewerkt kon worden. Er werden peulvruchten en granen verbouwd.

Huis den Ham en de Laanweg
Beukman liet (op de plek waar nu de St.Ritakerk staat aan het Hagedoornplein) in de polder een grote herenboerderij bouwen en langs de Laanweg liet hij kleinere pachtboerderijen en arbeidershuizen bouwen. Maar verder bleef de Buiksloterham tot omstreeks 1900 nog geheel onbewoond. Tegen het einde de negentiende eeuw besefte Amsterdam eindelijk dat de grond opgekocht moest worden voor vestiging van kleine en grote industrie en voor het oplossen van de woningnood die toen al  steeds nijpender werd. Dat was nog een hele klus, was de grond was na het overlijden van Beukman en Keijzer, die beiden veel kinderen hadden, door vererving versnipperd en ook in handen gekomen van speculanten. Het duurde lang voor de gemeente zelf zover was woningen in de Buiksloterham te bouwen

Een moderne stadstraat bij de boeren Laanweg
De eerste woningbouw in de Buiksloterham was het initiatief van een aantal ondernemende Amsterdammers die hoopten daar een slag te kunnen slaan. Ze bouwden vanaf 1898 een aantal losstaande huizen en enkele kleine blokken etagewoningen waarvan enkele winkelwoningen bevatten. Die stonden pal bij de nogal kleine en armoedige woningen van het Vinkenbuurtje en de boerderijen. De huizen werden aangeprezen als moderne ‘villa’s’ met voor- en achtertuinen en de straat werd van klinkers voorzien en werd na zonsondergang verlicht door drie booglampen. De elektriciteit werd geleverd door aannemer Mohrman die daarvoor de elektriciteitsvoorziening van zijn timmerfabriek benutte. De bewoners van de Laanweg konden die elektriciteit ook gebruiken voor een gloeilamp in de woonkamers. De foto’s van de straat zijn bijna alle van vlak voor de sloop eind jaren vijftig en geven een vervallen en armoedige aanblik. Misschien was de teloorgang van die eens zo sjieke straat onvermijdelijk. De huizen waren op de poldergrond gebouwd en moesten na enige tijd een eigen afwatering krijgen toen Amsterdam de terreinen daarnaast voor de woningbouw ging ophogen. Door de woningwet van 1901 was het ook niet meer zo gemakkelijk vrij woningen neer te zetten.

Zwembad Obelt en nooddorp Erica
De woningnood was zo groot in Amsterdam was zo groot dat er snel huisvesting moest komen voor gezinnen die bij onbewoonbaarverklaring van krotwoningen op straat kwamen te staan. SDAP-wethouder Wibaut wist daarvoor geld vrij te maken en de directeur van de Gemeentelijke Woningingdienst, Arie Kepler, kreeg de opdracht haast te maken. Daarom werd in 1915 in allerijl langs de Grasweg nooddorp Erica gebouwd. Het was zo eenvoudig en goedkoop in elkaar gezet dat men al gauw sprak over ‘de sinaasappelkistjes van Wibaut’. Ericadorp werd al gauw Obelt genoemd omdat het vlak bij het zwembad Obelt langs de Grasweg lag, ongeveer waar filminstituut Eye nu staat. In de Nieuwendammerham, aan de andere kant van het Noordhollands kanaal werd vanaf 1911 gebouwd rond het Spreeuwenplein en langs de Meeuwenlaan. Daar ontstonden in Noord de eerste woningen voor de volkshuisvesting.

Lees verder op deze site De Historie van de volkshuisvesting en De historie van Disteldorp